LAIRESSE, Gerard de, Groot Schilderboek ,Waar in de Schilderkonst in al haar deelen Grondig werd onderweezen, ook door Redeneeringen en Printverbeeldingen verklaard; Met Voorbeelden uyt de beste Konst-stukken der Oude en Nieuwe Puyk-Schilderen, bevestigd: En derzelver Wel- en Mistand aangeweezen, Amsterdam, Hendrick Desbordes, 1712, 2 vol.

Universiteitsbibliotheek Universiteit van Amsterdam Amsterdam OTM: O 62-26 886 quotations 373 terms
author's life
[For a recent biography of Gerard de Lairesse, see the exhibition catalogue 'Eindelijk! De Lairesse: Klassieke schoonheid in de Gouden Eeuw' (Rijksmuseum Twenthe, 2016), especially p. 15-36 ('Zijn leven' - essays by Lammertse, Van der Veen, Schavemaker and Sluijter).]

Groot Schilderboek (1707)
The Groot Schilder-boek is divided into two parts, twelve books, each divided into chapters. The first book interweaves remarks about handeling (pencil, colouring) and beauty. The second one deals with composition. The third establishes the difference between Antique and Modernity. The fourth and fifth are about colouring and light and shade. The book VI is dedicated to landscape and the VII to portraiture. The following (VIII, IX, and X) are devoted to architecture, to ceiling-painting and to sculpture. Two chapters (XI-XII) present still-life and flower-painting according to decorative principles. The last book (XII) is devoted to engraving (difference between engraving and etching, black art ...). Providing a method for the artists,  the Groote Schilderbook is also intended for art lovers, drawing up the image of the complete painter at work, and emphasizing the qualities of a perfect work of art. 


Practical notes
The disponibility of a digital copy of the 1712 edition and the permission provided by the Koninklijke Bibliotheek in The Hague to use this edition, have instigated our choice to analyze the second, rather than the first edition (1707). For the translation of the citation, the decision was made to use the French translation of 1787 or, in the instances when the citation was not included in this edition, the English translation of 1738. The translations of the selected terms come from the English translation (1738) and the German translation (1728-1730). The French translations of terms were not included, as they fall outside the time frame of the LexArt project (1600-1750).
The analysis of the text has been done by Léonard Pouy (first four books) and Alexander Dencher (books 5-13), with defining corrections by prof.dr. M.C. Heck. Marije Osnabrugge has prepared the text to place it in the database, making some minor adjustments.


Contributors
Léonard Pouy: analysis and selection of citations and terms of Book 1 - 4
Alexander Dencher: analysis and selection of citations and terms of Book 5 - 13
Michèle-Caroline Heck: final corrections
Marije Osnabrugge: practical elaboration
in-4 dutch

Dedication
Aan de Konst beminnende lezers and Aan de konst-oeffenaars

Structure
[Première partie]
Voorreden aan de Konst beminnende lezers.
In commentarios artis pictoriae, Gerardi Laeressi summi pictoris.
Op het grote schilderboek van den heer Gerard de Lairesse.
Gedachten op het groot schilderboek van den heer Gerard de Lairesse.
Op het eerste boek, Handelende van de maniere des penceels.
Inleiding tot dit Werk. Aan de konst-oeffenaars.
Tafereel van de schilderkonst.

Groot schilderboek.
Van de Handeling des Penseels. Eerste Hoofdstuk.
Het Schilderen der Levens-groote Beelden. Tweede Hoofdstuk.
Van het Doodverwen, om vast en vaardig zulks te doen. Derde Hoofdstuk.
Het Opschilderen, en wat daar in waar te neemen is. Vierde Hoofdstuk.
Van het Retocqueeren of Nazien. Vyfde Hoofdstuk.
Van de rondigheid of tweede Tint. Zesde Hoofdstuk.
Van de Schoonheid. Zevende Hoofdstuk.
Van de Beweging der Leeden. Achtste Hoofdstuk.
Van de driftige en geweldige Beweegingen. Negende Hoofdstuk
Van de Koleur der Naakten. Tiende Hoofdstuk.
Van de Verwen, gebruyk der zelve, en Coloriet der verschillende geslachten. Elfde Hoofdstuk.
Van het bevallig en schoon koloreeren. Twaalfde Hoofdstuk.
Op het tweede Boek. Verhandelende de grondreegelen om wel te Ordineeren.

Van het ordineeren of schikken der voorwerpen. Tweede boek.
Wat in een schilder tot het Ordineeren van zyn gedachten vereist word. Eerste Hoofdstuk.
Van het Ordineeren. Tweede Hoofdstuk.
Het Ordineeren der Geschiedenissen. Derde Hoofdstuk.
Hoe men fraaye Printen, Academie-beelden en Modéllen in het schilderen gebruyken zal. Vierde Hoofdstuk.
Van de Waarschynelykheid en Schilderachtigheid in een Ordinantie van veel of weinig beelden. Vyfde Hoofdstuk.
Van het onderscheid der Wezens zo wel van oude als jonge perzoonen, in het Man en Vrouwelyk geslacht. Zesde Hoofdstuk.
Van de Eigenschap en Verkiezelykheid in de beweeging der Leedematen, tot uitdrukking der Hertstochten. Zevende Hoofdstuk.
Van de Werking der Gedachten omtrend het ordineeren der Geschiedenissen. Achtste Hoofdstuk.
Aanmerkingen over eenige misverstanden in het verbeelden van Geschiedenissen. Negende Hoofdstuk.
Van de Rykelijkheid en Natuurlykheid in 't ordineeren eener geschiedenis. Tiende Hoofdstuk.
Van de schikking der Zin-beteekenende Beelden. Elfde Hoofdstuk.
Ordentelykheid der beweegingen, die uit de hertstogten na malkanderen vloeyen. Twaalfde Hoofdstuk.
Tweede tafereel. Verbeeldende Apollo en Dafne.
Van het gebruik en misbruik der Schilderkonst. Dartiende Hoofdstuk.
Van de byzondere neiginge tot deze of geene verkiezinge als Beelden, Landschap, Gebouwen, Zee, Bloemen, enz. Veertiende Hoofdstuk.
Wat door een Tafereel verstaan moet werden, en hoeveelerley die zyn. Vyftiende Hoofdstuk.
Hoe men de Fabelen van Ovidius, of de Herscheppingen, met voor deel zal gebruiken ; en wat meer vereischt word tot het opstellen en uitvoeren van een konstig Tafereel. Zestiende Hoofdstuk.
Grondregelen om kleine Figuuren in een groote ruimte, en groote Figuuren in een klein begrip, te ordineeren. Zeventiende Hoofdstuk.
Van het Ordineeren der Historien, Conterfeitsels, Stilleevens, enz, in een kort begrip. Achtiende Hoofdstuk.
Wegens de Verdeeling der Geschiedenissen. Negentiende Hoofdstuk.
Van het waarneemen der schikking in een Tytelplaat. Twintigste Hoofdstuk.
Noodzaakelyke Waarneemingen in het beschilderen der Zaalen, Gaanderyen, en andere plaatsen, alwaar men gezint is een Geschiedenis in verscheidene Stukken te vervolgen. Een-en-twintigste Hoofdstuk.
Op het derde boek, Handelende van 't Antiek en 't Modern.

Groot schilder-boek, Derde boek.
Onderscheid tusschen 't Antiek en 't Modern. Eerste Hoofdstuk.
Aanwyzinge om het burgerlyke of cierlyke Modern wel uit te beelden. Tweede Hoofdstuk.
De eigenschappen van het Burgerlyke, het welk dagelyks stof in overvloed voor Modernschilders verschaft. Derde Hoofdstuk.
Vervolg van 't voorgaande. Vierde Hoofdstuk.
Van de Kleeding en Drachten. Vyfde Hoofdstuk.
Op het schilderboek van de kleuren Door den Grootkunstenaar Gerard de Lairesse.

Groot schilder-boek, Vierde boek.
Van de Koleuren, en derzelver schikking. Eerste Hoofdstuk.
Van de eigenschappen, aart en koleuren der Kleedingen. Twede Hoofdstuk.
Van de koleurde Kleedingen, en der zelver toepassende vermenging, by en op malkanderen. Derde Hoofdstuk.
Van de Harmonie of Houdinge der Koleuren. Vyfde Hoofdstuk.
Van het schikken der ongelyke Voorwerpen, benevens licht tegen donker, en donker tegenlicht. Zesde Hoofdstuk.
Van de Welstand in de ongelyke en tegenstrydende Voorwerpen. Zevende Hoofdstuk.
Van krachtige Voorwerpen tegen zwakke Gronden, en het tegendeel, of donker tegen licht, en licht tegen donker. Achtste Hoofdstuk.
Van het bestuiven der Voorwerpen. Negende Hoofdstuk.
Op het vyfde boek, Verhandelende van het Licht en de Daaging. Zinnebeeld der lichten.

Groot Schilder-boek, Vyfde boek.
Wegens het Licht en de Daaging. Eerste Hoofdstuk.
Van de gesteltenis der Lucht, of des Hemels. Twede Hoofdstuk.
Van de weêrschyn in het Water. Derde Hoofdstuk.
Van de slagschaduwen volgens de verscheidene lichten. Vierde Hoofdstuk.
Van de weêrkaatsingen of Reflexien. Vyfde Hoofdstuk.
Dat het zonnelicht geen meer der kracht heeft, ten opzichte van de schaduwe, als een gemeen licht. Zesde Hoofdstuk.
Van de Slagschaduwen in de Zonneschyn. Zevende Hoofdstuk.
Hoe men het Zonnelicht in een Stuk, van een algemeen licht gedaagd, zal verbeelden. Achtste Hoofdstuk.
Dat de schaduwen der voorwerpen in een Zonnelicht niet gloeijender zyn, dan in een gemeen Licht. Negende Hoofdstuk.
Van het onderscheid der Slagschaduwen, voortkomende uit de Zon, of uit het Zichtpunt. Tiende Hoofdstuk.
Van het verbeelden der verscheidene lichten in een Stuk. Elfde Hoofdstuk.
Naauwkeurige opmerkingen, die in het Zonnelicht waar te neemen zyn. Twaalfde Hoofdstuk.
De drie hoedanigheden van de Zon. Dartiende Hoofdstuk.
Van de natuur der Zon ten opzichte der Landen die men verbeeld. Veertiende Hoofdstuk.
Van de daaging der Zon in haaren ondergang en opgang. Vyftiende Hoofdstuk.
Van de toepassing der Zon, en andere Lichten. Zestiende Hoofdstuk.
Van de eigenschappen der Zon, en andere Lichten, in hunne weezendlyke verbeeldingen, en de onderscheidene tyden des Dags. Zeventiende Hoofdstuk.
Verhandeling der Maan, aangemerkt ten opzichte van haare verbeelding in Schildery. Achtiede Hoofdstuk.
Verhandeling van de Nacht en gemaakte Lichten, van Fakkel, Lamp, Kaars, en Vuur. Negentiende Hoofdstuk.
Nutte overweeging omtrent het gebruik der Perspective of Doorzichtkunde. Twintigste Hoofdstuk.
Wegens het onderscheid in 't coloreeren van groote en kleene Stukken, of groote en kleene Beelden. Eenentwintigste Hoofdstuk.
Onderscheid der kracht in groot en kleen Schilderen, en der Vergroot-en Verkleenglaazen. Twee-en-twintigste Hoofdstuk.
Onderzoek na 't verschil dat'er tusschen een ruim Landschap met kleene stoffagie, en een strydig met kloeke beelden is, ten opzichte van de lucht beide in een helderen dag aangemerkt zynde. Drie-en-twintigste Hoofdstuk.
Van de Lichten binnens Kamers. Vier-en-twintigste Hoofdstuk.
Van de toeëigening der Lichten na den by zonderen aart der Geschiedenissen, nevens een Tafereel van de verschillende Lichten. Vyf-en-twintigste Hoofdstuk.
Tafereel voor het zesde boek Verhandelende de landschappen.

Groot schilder-boek, Zesde boek.
Verhandeling van de Landschappen. Eerste Hoofdstuk.
Van het Licht, de Gestalten, en Koppeling in de Landschappen. Twede Hoofdstuk.
Van het Stoffeeren der Landschappen. Derde Hoofdstuk.
Van de onroerende Stoffagie, zo van Graven en Tombes, als Huizen, Tuinen, en diergelyke. Vierde Hoofdstuk.
Van de schoone Koloreering in Landschappen. Vyfde Hoofdstuk.
Van het slaan en Modellen der Boomen na het leven. Zesde Hoofdstuk.
Van de plaatsing der Landschappen, en der geene die men Weêrgaâs noemd. Zevende Hoofdstuk.
Van de Lichten in een Landschap. Achtste Hoofdstuk.
Van de Landschappen in een kort begrip. Negende Hoofdstuk.
Van het beschilderen der Vertrekken. Tiende Hoofdstuk.
Van de Schilderagie buitenshuis, als in Prieelen, opene Gaanderyen, Portaalen, en andere verschillende plaatsen toepasselyk. Elfde Hoofdstuk.
Tafereelen van Venus en Adonis, tot stoffagie en ordinantie der Landschappen strekkende. Twaalfde Hoofdstuk.
Het Verdichtsel van Dryope, tot stoffeering der Landschappen. Dertiende Hoofdstuk.
Tafereel van Erisichtonius, en het Zinnebeeld van een Satyrs straf, beide tot stoffeering der Landschappen. Veertiende Hoofdstuk.
Van het woord Scchilderachtig. Vyftiende Hoofdstuk.
Van het Schilderachtig Schoon in de opene Lucht. Zestiende Hoofdstuk.
Van het onschoone en verbrokene, te onregt Schilderachtig genoemd. Zeventiende Hoofdstuk.

[Seconde partie]
Zinnebeeld Op de Verhandeling der Afbeeldsels.
Van de Afbeeldsels of Conterfeitsels. Zevende boek.
Eerste Hoofdstuk.
Van de Gebreken des Aangezichts, en der andere Ledemaaten. Twede Hoofdstuk.
Van het geene in een Afbeeldsel of Conterfeitsel, en welvoornaamentlyk in die van Vrouwen, is waar te neemen. Derde Hoofdstuk.
Van de Verkiezing der Daagingen, Kleedingen, en Gronden, in en by de Afbeeldsels, nevens een Verhandeling des Oogpunts. Vierde Hoofdstuk.
Van de Conterfeitsels in het kleeen. Vyfde Hoofdstuk.
Van de toepassing der Voorwerpen by de Afbeeldingen der Persoonen van verschillende staaten. Zesde Hoofdstuk.
Van de best voegende koleuren der Kleedingen by de Conterfeitsels. Zevende Hoofdstuk.
Van het navolgen der groote Meesters in het schilderen van Afbeeldingen, en van het namaaken hunner Schilderwerken in 't algemeen. Achtste Hoofdstuk.
Op het openen van de H r. Gerard Lairessens bouwtooneel, Of het achtste Boek zyner schilder-konst.

Van de Architectuur of Bouwkunde. Achtste boek.
Eerste Hoofdstuk.
Van de hoogtens der Ornamenten, Kolommen, en hunne Pedestallen. Twede Hoofdstuk.
Van de eigenschap en waarneemingen in een Gebouw. Derde Hoofdstuk.
Van de schikking der gekoleurde Steenen by en op malkanderen, zo binnen als buitenshuis; mitsgaders Tombes, Vaazen, en Termen in de Bagchanaalen gebruikelyk. Vierde Hoofdstuk.
Van het schilderen der Aaderen en Vlakken in Metsel-en Timmerwerken, zo binnen als buitenshuis; en wat ordentelykheid daar in waar te neemen valt. Vyfde Hoofdstuk.
Van de Ruïnen of vervallene Gebouwen. Zesde Hoofdstuk.
De voornaamste waarneemingen over de Stoffagie in het schilderen van Zaalen, Kamers en andere Vertrekken. Zevende Hoofdstuk.
Wat soort van Schilderyen in ieder Vertrek van een Huis gevoegelyk zyn. Achtste Hoofdstuk.
Beschryving van verscheidene Tafereelen, volgens den aart, hoogte, en andere toeëigeningen der Orders in de Bouwkunde behoorende. Negende Hoofdstuk.
Gezicht der Tafereelen in een twede Kamer, na de Order Dorica gebouwd. Tiende Hoofdstuk.
Gezicht der Tafereelen in de derde Kamer, na de Order Ionica gebouwd. Elfde Hoofdstuk.
Verdeeling en verbeelding der Tafereelen in de vierde Kamer, na de Order Romanagebouwd. Twaalfde Hoofdstuk.
De Fabel van Calisto, gepast tot de verciering van het Vyfde Vertrek, gebouwd na de Order Corinthica. Dertiende Hoofdstuk.
Beschryving van Apolloos Tempel, te zien van binnen. Veertiende Hoofdstuk.
Op de Verhandeling der zolder-schilderyen, En aart der heidensche goden. Door den Heer Gerard de Lairesse.

Van de Zolderwerken, of het schilderen der Plafonds. IX. boek.
Eerste Hoofdstuk.
Zwaarigheden die men ontmoet in het schilderen der Plafonds. Twede Hoofdstuk.
Van de verkorting der voorwerpen in de Plafonds. Derde Hoofdstuk.
Van de gestalte der Beelden in de Zolderwerken. Vierde Hoofdstuk.
Middelen om zyn Stuk op den Ezel te zien even of het zelve in de Zolder op zyne plaats gesteld ware. Vyfde Hoofdstuk.
Van het tekenen na 't leven, om in de Plafonds te gebruiken. Zesde Hoofdstuk.
Van de koleur der vliegende Beelden in de lucht. Zevende Hoofdstuk.
Algemeene waarneeminge in het beschilderen der Plafonds of Zolderingen in Zaalen, Kamers, Gaanderyen, en andere Vertrekken. Achtste Hoofdstuk.
Middelen om alle zwaare Bouwgevaarten, Beelden, Boomen, als anders, na het leven, in hunne volkomene en natuurlyke verkorting, te tekenen. Negende Hoofdstuk.
Van de houding en smelting der koleuren in de Zolderstukken. Tiende Hoofdstuk.
Van de Goden in de Heilige, Heidensche, en Waereldlyke Geschiedenissen, en Verdichtselen. En eerstelyk van het onderscheid tusschen Geestelyke en Heidensche Verbeeldingen. Elfde Hoofdstuk.
Onderzoek wegens het verbeelden van de Persoonen der H: Drieëenheid. Twaalfde Hoofdstuk.
Van de glans der Engelen en Heidensche Godheden. Dertiende Hoofdstuk.
Van de verbeelding der Engelen en Geniën der Heidenen. Veertiende Hoofdstuk.
Van de Heilige Zinnebeelden. Vyftiende Hoofdstuk.
Van de Penates, Lares, en Cupidoos. Zestiende Hoofdstuk.
Zeventiende Hoofdstuk. Maniere van gestaltens in de aanbiddingen en godvruchtigheid der Volkeren gebruikkelyk.
Van de verscheidene Offerhanden der volkeren, benevens de byzondere plechtigheden en dienstpleegingen omtrent de zelve gebruikelyk. Achtiende Hoofdstuk.
Van de Priesterlyke Gewaaden of Kleedingen, als mede van de gewyde Vaten, en andere zaaken tot de Offerhanden behoorende. Negentiende Hoofdstuk.
Tafereel voor het negende boek, Handelende van de beeldhouwery.

Groot schilder-boek, negende boek.
Verhandeling van de Beeldhouwery. Eerste Hoofdstuk.
Twede Hoofdstuk.
Van de Basreléves. Derde Hoofdstuk.
Van de kracht, eigenschap, en schikking der Basreléves. Vierde Hoofdstuk.
Van de Kleeding der Statuaas en Basreléves. Vyfde Hoofdstuk.
Van de beweeging en die men de Pronkbeelden doet vertoonen. Zesde Hoofdstuk.
Van de plaatsing der Beelden of Pedestallen, Frontespiessen, in Nissen, en andere plaatsen. Zevende Hoofdstuk.
De nutheid van het Boetseeren der Modellen. Achtste Hoofdstuk.
Waar in de welstandigheid van een steene beeld of Statua met zyn Pedestal is geleegen, zo wel binnen als buiten; nevens het toepassen der Pronkvaazen en Borstbeelden. Negende Hoofdstuk.
Hoe de Frontespiessen der Tempelen, Huizen, en Schouwplaatsen vercierd behooren te worden. Tiende Hoofdstuk.
Tafereel voor het elfde boek, Handelende van de stillevens.

Groot schilder-boek, elfde boek.
Verhandeling van de Stillevens. Eerste Hoofdstuk.
Concepten voor Basreléves, dienende tot stoffeeringe der Stillevens. Twede Hoofdstuk.
Twede Tafereel. Zynde het tegendeel van het voorgaande.
Eenigeverbeeldingen op byzondere Persoonen toegepast, bekwaam om met Stillevens uitgevoerd te worden. Derde Hoofdstuk.
Van den oorspronk, aart, en eigenschap der Romeinsche Zegenkroonen, en andere belooningen van Eertekenen. Vierde Hoofdstuk.
Van de plechtigheden der Romeinsche Triomfen en Zegenpraalingen Vyfde Hoofdstuk.
Van de wyze der vier voornaamste en openbaare Grieksche Spelen, en ter eere van wie de zelve ingesteld waren. Zesde Hoofdstuk.
Van de Krygskleederen en Wapenrustingen der byzondere Volkeren, doch voornaamentlyk van die der Grieken en Romeinen. Zevende Hoofdstuk.
Van den oorspronk der verschillende Veldtekenen en Wapenschilden, tot onderscheiding der Volkeren en Geslachten. Achtste Hoofdstuk.
Tafereel voor het twaalfde boek, Handelende van de bloemen.

Groot schilderboek. Twaalfde boek.
Verhandeling van de Bloemen. Eerste Hoofdstuk.
Van geschilderde Bloemen in Zaalen, Kamers, Gaanderyen, en voornaamentlyk tegen Plafonds tot cieraad dienende. Twede Hoofdstuk.
Dat een regt Bloemschilder de Perspectief moet verstaan: als mede het misverstand in 't verbeelden van zommige oneigene dingen. Derde Hoofdstuk.
Van Bloemen op allerhande gronden. Vierde Hoofdstuk.
Van de schikking der Bloemen en der zelver koleuren in Festons en Bouquetten. Vyfde Hoofdstuk.
Vervolg van de schikking en plaatsing der bloemen. Zesde Hoofdstuk.
Op de graveerkonst, Van den Heer Gerard de Lairesse.

Groot schilderboek. Dertiende Boek.
Tafereel van de Graveerkonst in haare bezigheid, strekkende tot een Inleidinge van dit Boek. Eerste Hoofdstuk.
Van de Graveerkonst in 't algemeen. Twede Hoofdstuk.
Van de algemeene welstand die in een schoone Prent vereischt word, benevens het onderscheid van Konst-en Boekprenten. Derde Hoofdstuk.
Van het onderscheid der Plaatsny- en Etskunde. Vierde Hoofdstuk.
Aanmerkingen over de Arceeringen. Vyfde Hoofdstuk.
Naauwkeurige aanmerkingen over het stippelen van veele Plaatsnyders in hunne werken. Zesde Hoofdstuk.
Van het etsen der Basreléves. Zevende Hoofdstuk.
Van de Plaatsnykunde en het leggen der Arceeringen. Achtste Hoofdstuk.
Van de Zwartekonst. Negende Hoofdstuk.

LAIRESSE, Gerard de, Het Groot Schilderboek, Amsterdam, Willem de Coup, 1707, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Groot Schilderboek, Waar in de Schilderkonst in al haar deelen grondig werd onderweezen, ook door Redeneeringen en Printverbeeldingen verklaard; met Voorbeelden uit de beste Konst-strukken der oude en nieuwe puyk-schilderen bevestigd: en derzelver Wel-en Misstand aangeweezen, Amsterdam, David Mortier, 1714, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Groot schilderboek : waar in de schilderkonst in al haar deelen grondig werd onderweezen, ook door redeneeringen en printverbeeldingen verklaard : met voorbeelden uyt de beste konststukken der oude en nieuwe puykschilderen bevestigd : en derzelver wel- en misstand aangeweezen, Amsterdam, Hendrik Blank, 1716, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Groot schilderboek, waar in de schilderkonst in al haar deelen grondig werd onderweezen, ook door redeneeringen en prentverbeeldingen verklaard, met voorbeelden uit de beste konststukken der oude en nieuwe puikschilderen bevestigd: en derzelver wel- en misstand aangeweezen, Haarlem, J. Marshoorn, 1740, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Groot schilderboek : of grondig, volledig en beredeneerd onderwijs in de schilderkunst, Amsterdam, P. van Rossen, 1836, 4 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Groot schilderboek : waar in de schilderkonst in al haar deelen grondig werd onderweezen, ook door redeneeringen en prentverbeeldingen verklaard, met voorbeelden uit de beste konststukken der oude en nieuwe puikschilderen bevestigd, en derzelver wel- en misstand aangeweezen, Doornspijk, Davaco, 1969, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Grosses Mahler-Buch. Worinnen die Mahler-Kunst in allen ihren Theilen Gründlich gelehret, durch Beweißthümer und Kupfferstiche erkläret, auch mit Exempeln aus den besten Kunst-Stücken der berühmtesten alten und neuen Mahler bestätiget, anbey derselben Wohl-und Ubelstand angewiesen wird. Aus dem Holländischenindas Hoch-Teutsche übersetzt, Nürnberg, Johann Christoph Weigel, 1728 - 1730, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, The Art of Painting, in all its Branches : Methodically Demonstrated by Discourses and Plates, and Exemplified by Remarks on the Paintings of the Best Masters, and their Perfections and Oversights Laid Open, Translated by John Frederick Fritsch, trad. par FRITSCH, John Frederick, London, Chez l'auteur, 1738.

LAIRESSE, Gerard de, The art of painting, in all its branches : methodically demonstrated by discourses and plates, and exemplified by remarks on the paintings of the best masters, and their perfections and oversights laid open, trad. par FRITSCH, John Frederick, London, S. Vandenburg, 1778.

LAIRESSE, Gerard de, Grosses Mahler-Buch : worinnen die Mahleren, nach allen ihren Theilen grundlich gelehret, durch vernunftige Raisennements uber Gemahlde erklart, und aus den besten Kunststrucken der alten und neuen beruhmtesten Mahler in Kupferstichen deutlich dargestellt wird, Nürnberg, Weigel & Schneider, 1784, 3 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Le grand livre des peintres ; ou, L'art de la peinture considéré dans toutes ses parties, & démontré par principes ; avec des réflexions sur les ouvrages de quelques bons maîtres, & sur les défauts qui s'y trouvent, trad. par JANSEN, Hendrik, Paris, Moutard, 1787, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, A Treatise on the Art of Painting, in all its Branches; Accompanied by Seventy Engraved Plates, and Exemplified by Remarks on the Paintings of the Best Masters, CRAIG, William Marshall (éd.), London, E. Orme, 1817, 2 vol.

LAIRESSE, Gerard de, Le grand livre des peintres, Genève, Minkoff Reprint, 1972.

Berlin, Universität Berlin: URBAN, Bruno, Das ‘Groot schilderboek’ des Gerard de Lairesse, die literarischen Unterlagen zur kunstgeschichtlichen Behandlung, 1914.

TIMMERS, Jan Joseph Marie, Gérard Lairesse, Amsterdam, 1942.

KAUFFMANN, Georg, « Studien Zum Großen Malerbuch Des Gerard de Lairesse », Jahrbuch für Aesthetik und allgemeine Kunstwissenschaft , 3, 1958, p. 153-196.

DOLDERS, Arno, « Some remarks on Lairesse's 'Groot Schilderboek' », Simiolus. Netherlands Quarterly for the History of Art, 15, 3/4, 1985, p. 197-220 [En ligne : https://www.jstor.org/stable/pdf/3780693.pdf consulté le 03/03/2018].

KEMMER, Claus, « In Search of Classical Form: Gerard de Lairesse's "Groot Schilderboek" and Seventeenth-Century Dutch Genre Painting », Simiolus. Netherlands Quarterly for the History of Art, 26/1-2, 1998, p. 87-115 [En ligne : http://www.jstor.org/stable/3780872 consulté le 30/03/2018].

DE VRIES, Lyckle, « Written Paintings: Real and Imaginary Works of Art in De Lairesse’s 'Schilderboek' », Visual Resources, 19, 2003, p. 307-320.

DE VRIES, Lyckle, « Gerard de Lairesse: The Critical Vocabulary of an Art Theorist », Oud Holland, 117/1-2, 2004, p. 79-98 [En ligne : http://www.jstor.org/stable/42711687 consulté le 30/03/2018].

MAI, Ekkehard, « De Lairesse, Poussin und Frankreich: Einige Aspekte zu Theorie und Thematik im Vergleich », dans MAI, Ekkehard (éd.), Holland nach Rembrandt: Zur niederländischen Kunst zwischen 1670 und 1750, Köln - Weimar - Wien, Böhlau, 2006, p. 151-174.

DETHLEFS, Hans Joachim, « Gerard de Lairesse and the Semantic Development of the Concept of Haltung in German », Oud Holland, 122/4, 2009, p. 215-233 [En ligne : http://www.jstor.org/stable/42711753 consulté le 30/03/2018].

TAYLOR, Paul, Vermeer, Lairesse and Composition, La Haye, RKD, 2010.

DE VRIES, Lyckle, How to Create Beauty: De Lairesse on the Theory and Practice of Making Art, Leiden, Primavera press, 2011.

ZAKULA, Tijana, Reforming Dutch Art : Gerard de Lairesse on Beauty, Morals and Class, PhD, Universiteit Utrecht, 2013.

ZAKULA, Tijana, Reforming Dutch Art: Gerard de Lairesse on Beauty, Morals and Class, Amsterdam, Stichting voor Nederlandse Kunsthistorische Publicaties, 2015.

DE VRIES, Lyckle, « Streven naar ware schoonheid: De regels van de kunst volgens Gerard de Lairesse », dans BELTMAN, Josien, KNOLLE, Paul et VAN DER MEER MOHR, Quirine (éd.), Eindelijk! De Lairesse: Klassieke schoonheid in de Gouden Eeuw, cat. exp., Enschede, Rijksmuseum Twenthe, 2016-2017, Zwolle, Waanders & De Kunst, 2016, p. 48-57.

FILTERS

QUOTATIONS

DE Handeling van het Penseel is tweederly, doch zeer verschillende van malkander, want de eene is een vloeijende, en malsse of gladde; de tweede een wakkere en vaardige, of stoute. De eerste wend men aan, in het Copieeren of namaaken van nette en uitgevoerde stukken. De tweede volgd dan van zelfs, als men zich oeffend na levens groot, stout en vaardig Schildery, door een vaste hand uitgewerkt.

terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
L’ARTISTE → apprentissage
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
L’ARTISTE → apprentissage
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → apprentissage
MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
MATERIALITE DE L’ŒUVRE → outils
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

wakker

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → apprentissage
MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
L’ARTISTE → qualités
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche
terms translations

[D'après DE LAIRESSE 1787, p. 51:] Il y a deux manières différentes de manier le pinceau : l’une suave, moëlleuse & léchée ; l’autre hardie, fière & vigoureuse. La première s’apprend en copiant des ouvrages délicats & finis ; la seconde se contracte en s’exerçant d’après des tableaux qui représentent les objets dans leur grandeur naturelle, & qui sont exécutés par une main sûre, d’une manière facile & hardié.

stout

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
EFFET PICTURAL → touche

Maar wie de beste handeling begeerd te hebben, volg die, welke de {Wat de beste handeling zy} natuur der voorwerpen en zaaken die wy verbeelden, naaukeurigst vertoond [...]

terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787:] Mais pour acquérir le meilleur maniement du pinceau il faut s’attacher à copier le maître qui représente de la manière la plus exacte la nature des objets [...]

[…] der Konst, want deze is een Theorie of kennisse der Geest, en het andere [NDR : handeling] een Praktyk of uitvoering door de hand, hier in bestaande: dat het is een handgreep of lyding des penseels met verwen, door de hand, op een zekere en ordentelyke wyze bestierd, waar door men een ding zonder morssen, wis en vaardig kan maaken en vertoonen.

terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.

Conceptual field(s)

CONCEPTS ESTHETIQUES → génie, esprit, imagination
L’ARTISTE → qualités
terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
L’ARTISTE → qualités
terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.

Conceptual field(s)

MANIÈRE ET STYLE → le faire et la main
terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.

theorie
praktijk · uitvoering

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
L’ARTISTE → règles et préceptes
terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.

Conceptual field(s)

PEINTURE, TABLEAU, IMAGE → définition de la peinture
terms translations

[D'après DE LAIRESSE, 1787, p. 53:] […] car l’art est une théorie ou une production de l’esprit ; tandis que la manière ne consiste que dans une pratique ou exécution manuelle, laquelle dépend d’une certaine dexterité à bien conduire le pinceau & à disposer les couleurs d’une façon convenable ; de sorte qu’on puisse exécuter ce travail avec facilité & sûreté, sans barbouiller la toile.