‘t Is dan een Gift der natuere, die als een Zaet der Konste, de eerste beginselen instort, en den Constenaers bequaem maackt: Waarom vele onder de Oude wijsen twijfelden, of de Konst grooter baet vande natuere, dan vande leeringh hadt. Maer gemerckt datse geen van beyden misschen en kan, soo is light te gelooven dat de natuere veele vermagh, ende datse haere levende kracht daer in duydelijck kan doen uytblincken, selfs tot de neygingh van dees of gene bysondere verkiesinge van study; gelijck dat by Franciscus Iunius, in het vierde Capittel van sijn eerste Boeck, seer geleerdelijck getoont wert.